CULTUURBOERDERIJEN in de N.O.Polder
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In de oorlogstijd kreeg de Directie toestemmeing van de Duitse autoriteiten om op c.a. 500 h.a. één boerderij te bouwen t.b.v. het in cultuur brengen van de landbouwgronden. Daarvoor werd gekozen voor de twee grootste schuur typen uit de Wieringermeer. Het waren de typen Q en S.
De S serie werd gebouwd als S6 wat betekend type S met 6 spantvakken, dit waren gschuren voor gemengde bedrijven. De Q serie werd gebouw als Q7 (op 2 stuks na Q6) Dit waren akkerbouwbedrijven. In totaal zijn er 62 van deze typen gebouwd allemaal in de oostelijke helft van de polder. Meestal staan deze aan het begin van een weg of vlak bij een kruising van een andere weg. Deze typen zijn allemaal uitgevoerd met een aangebouwde woning.
Bij de ontwikkeling van de betonschuren zijn deze ook gebruikt als cultuurbedrijf. Voor deze bedrijven werd aan het begin van een weg aan beide kanten van de weg een betonschuur gebouwd. Dan kwam er naast een van de schuren een arbeiders blok van twee huizen een voor de bedrijfsboer en een voor de opzichter.. Als dan later de weg werd uitgegevn aan pacht, kregen de nieuwe pachters wel een nieuwe woning bijgebouwd op het erf.
In de Wieringermee is onderzoek gedaan naar Boerderijtypen en grootte van de schuren. Men berekende dat een akkerbouwer c.a. 130 m3 per h.a. produkt van zijn land zou halen, waarvan c.a. de helft z.a. aardappelen; uien; bieten niet in de schuur gingen. Dus ging men uit van 65m3 p/ha. Een veeboer had de helft minder omdat hij meer grasland had. Dus ging men uit van c.a. 30 m3 p/ha. voor hooi en wat graan. Er is toen een lijnenplan (soort rekenliniaal) ontwikkeld om de grootte van een schuur te bepalen. Akkerbouwer had een zo breed en kort mogelijk type en de veeboer een lan smal type omdat daar ook de veestal bijin moest.