ENKELE LEUKE CITATEN,
Citaat van een Romeins veldheer:
In hun land dringt de oceaan tweemaal des daags en des nachts in brede stromen en met grote golven binnen, zodat men bij deze eeuwige strijd in de gang der natuur twijfelt of de bodem tot de aarde dan wel tot de zee behoort. Daar leeft een beklagenswaardig volkje op heuvels, of liever op hoogten die het met eigen handen heeft opgeworpen tot op het uit ervaring bekende peil van de hoogste vloed. Op die hoogten staan hutten. De mensen lijken op zeevaarders als de zee het land overstroomt en op schipbreukelingen als de wateren terug geweken zijn en zij rondom hun hutjes de vissen najagen, die met het water trachten weg te vluchten. Zij kunnen geen vee houden en zich dus niet met melk voeden, gelijk hunne buren, Evenmin gelukt het hun een stuk wild te vangen daar heinde en ver de zee elk struikgewas heeft weggespoeld. Van riet en biezen maken ze touw om visnetten te knopen. Aardkluiten die zij met de handen uitsteken laten ze meer door de wind dan door de zon drogen om vervolgens daarop hun voedsel te koken en hun door de noordenwind verstijfde ledematen te verwarmen.
De schrijver: Veldheer Plinius Sr.
Decreet van Floris de V:
Zij die land bezitten, is ''t Klooster, is 't Ridder, is 't Pape, is 't Knape, zij zijn allen geliken. (Dus moeten Diken)
(Der Keerlen god 1280)
St.Felixvloed 1530 Kroniekschrijver Reygersbergh.
Binnen den selven jare den V dach van Slachtmaent op Sinte Felix dach wast enen so groten storm uit ten Noord Westen en twas snoenens te XII uren so hooge ghevloeyt, dat dwater over sommighe straten ende dijcken liep, Hoewel dattet nogh twee uren vloeyde daar na eerst vol zee was.En opten selven Saterdach als sommogen scrijven overvloeyden in Hollandt, Brabandt, Zeelandt, en in Vlaenderen vier hondert ende vier parochien, nochtans leedt Zeelandt die meeste schade met Hollandt.
Schouwse verordening: uit 1533
Als men die noidt klocke slaet, sal niemand ecuseert wesen. En dient elkeen onverwijld te komen met Coorden, Cruywaghens, Spaden en desulcken geweer als ter dijckagie es dienende.(POLDERMODEL)
Citaat uit het Beknopt leerboek der Aardrijkskunde
De Nederlander heeft zijn eigen land moeten scheppen; een moerassig met wouden bedekt, voortdurend door zout en zoet water bedreigd hoekje der aarde is door hem niet alleen bewoonbaar gemaakt, maar veranderd in een welvarend land, dat tot ver over zijne grenzen zijne macht heeft uitgebreid over een oppervlakte, die wel 50 maal de oppervlakte van den eigen bodem beslaat. De strijd, dien de Nederlander tegen de elementen en ook tegen de menschenmacht had te strijden, heeft hem werkzaamheid, ernst, godsdienstzin, moed, volharding, liefde voor de vrijheid, geduld, kalmte en zin voor het practische geschonken. Maar alle deugd kan ondeugd worden bij overdrijving: de kalmte ontaardt soms in phlegma, de zin voor 't practische helt wel eens over tot het prozaische. 't Onvriendelijke klimaat heeft den Nederlander huiselijk gemaakt. De in 't buitenland algemeen bekende zindelijkheid heeft hij zonder twijfel te danken aan den overvloed van slijk en water, die tot voortdurend schrobben, schuren en waschen dwongen. Misschien heeft de vochtige koude meegewerkt om den smaak voor sterke dranken te ontwikkelen. (1880 P.R.Bos (Bosatlas)
"Spreekwoorden"
"Wie 't water deert die 't water keert"
"Wie niet wil dijken die moet wijken"
"Wel nait wil dieken dei mot wieken"
"Men droogt het land voor de derde hand"
"Eerste boer dood, Tweede boer nood, Derde boer brood"
"Neem Hollands boer zijn land maar af, Dan houd hij nog zijn water.
Daar maalt hij toch weer land uit op, 't Zij vroeger of 't zij later."